2.
Geboorte en sterfte in Brabant
Door de vergrijzing van de bevolking neemt het aantal sterfgevallen de komende decennia sterk toe. Verwacht wordt dat in de eerste helft van de jaren ’30 de sterfte het aantal geboorten gaat overtreffen en de natuurlijke aanwas omslaat in een natuurlijke afname.
De groei van de bevolking wordt enerzijds bepaald door de natuurlijke aanwas, oftewel het verschil tussen het aantal geboorten en het aantal sterfgevallen, en anderzijds door de binnen- en buitenlandse migratiesaldi.
Kindertal per vrouw ligt onder vervangingsniveau
Wat de geboorte betreft is aangesloten op de CBS-veronderstelling, dat het gemiddeld kindertal de komende jaren licht zal oplopen tot een (vanaf 2030 verder) stabiel verondersteld niveau van 1,70 kinderen per vrouw1. Momenteel wordt dat niveau niet gehaald. Zo is het gemiddeld kindertal in Brabant de laatste jaren teruggelopen tot 1,55 in 20192. Voor de prognoseperiode is evenwel verondersteld, dat de vruchtbaarheidscijfers de komende jaren weer wat zullen oplopen. Evenwel worden geen grote veranderingen meer verwacht in de leeftijdsspecifieke vruchtbaarheid en zal het gemiddelde kindertal per vrouw vrij stabiel blijven, al kunnen er natuurlijk altijd fluctuaties optreden. Zo zien we de laatste jaren dat vrouwen niet zozeer minder kinderen (gaan) krijgen, maar wel dat het krijgen van kinderen (steeds verder) wordt uitgesteld tot een latere leeftijd. Naast het later beginnen aan kinderen, gaan jonge mensen ook later samenwonen en later trouwen3. Vaak wordt hierbij een verband gelegd met de flexibilisering van de arbeidsmarkt, waardoor nieuwe generaties jongeren minder snel ‘gesetteld’ raken4.
Gemiddeld kindertal per vrouw ligt onder vervangingsniveau
- 1. - Lenny Stoeldraijer e.a. (2019). <em>Kernprognose 2019-2060: 19 miljoen inwoners in 2039.</em> CBS, Statistische Trends, december 2019.<br> - Lenny Stoeldraijer en Coen van Duijn (2018). <em>Kernprognose 2018–2060: immigratie blijft hoog.</em> CBS, Statistische Trends, december 2018.
- 2. Zie CBS-Statline (2020): het gemiddelde kindertal per vrouw heeft zich in Noord-Brabant ontwikkeld van 1,61 in 1990 en 1,73 in 2000 naar 1,79 in 2010. Onder invloed van de financieel-economische omstandigheden, de verminderde economische conjunctuur en het teruggelopen consumentenvertrouwen is dit totaal leeftijdsspecifieke vruchtbaarheidscijfer in de periode daarna teruggelopen tot 1,64 in 2015. Maar ook de laatste jaren is het vruchtbaarheidscijfer verder afgenomen, tot 1,55 in 2019.<br> De cijfers geven het gemiddeld aantal kinderen weer dat een vrouw krijgt, indien de in het betreffende jaar waargenomen leeftijdsspecifieke vruchtbaarheidscijfers gedurende haar leven zouden gelden. De Brabantse vruchtbaarheidscijfers liggen al geruime tijd op een met het Nederlands gemiddelde vergelijkbaar niveau.
- 3. Coen van Duijn e.a. (2018). <em>Huishoudensprognose 2018–2060: opmars eenpersoonshuishoudens zet door.</em> CBS, Statistische Trends, december 2018.
- 4. Daniel van Wijk (NIDI) en Katja Chkalova (2020). <em>Minder geboorten door studie en flexwerk?</em> CBS, Statistische Trends, juli 2020.

Als een ‘golfpatroon’ weerspiegelt het (toekomstig) aantal geboorten het verloop van het aantal vrouwen in de vruchtbare leeftijdsgroepen. Zo zal het aantal geboorten de komende jaren weer wat toenemen (figuur 2.1).
Immers, als gevolg van het grotere aantal geboorten in de jaren rond de millenniumwisseling neemt ook het aantal vrouwen toe op de leeftijden waarop de meeste kinderen worden geboren. Het niveau van de ‘golf’ uit de jaren ’90 wordt echter niet bereikt. Met een tot 1,70 oplopend gemiddeld kindertal ligt de vruchtbaarheid namelijk op een niveau, waarmee huidige en toekomstige generaties zichzelf niet vervangen. Daarvoor moet het vruchtbaarheidscijfer op 2,1 liggen. Het ‘golfpatroon’ zet zich vervolgens door richting de jaren ’30 en ’40, wanneer de lagere geboortecijfers sinds de millenniumwisseling weer leiden tot een afname van het aantal geboorten.
Aantal geboorten en sterfgevallen
Noord-Brabant, 1980-2050
Er worden meer jongens geboren dan meisjes, in Nederland en ook in Brabant

Toename aantal sterfgevallen, ondanks stijgende levensverwachting
Ook bij de sterfte zijn de aannames van het CBS overgenomen5. Verwacht wordt dat de gemiddelde levensverwachting de komende decennia verder toeneemt. Voor mannen neemt de levensverwachting toe van ruim 80,5 jaar in 2019 tot iets meer dan 85 jaar in 2050 (+4,5 jaar). Voor vrouwen loopt de gemiddelde levensduur op van bijna 83,6 jaar in 2019 tot 88,7 jaar in 2050 (+5 jaar). In vergelijking met de vorige prognose zijn de aannames met betrekking tot de (toenemende) levensverwachting niet veel veranderd.
We worden steeds ouder
- 5. - Lenny Stoeldraijer e.a. (2019). <em>Kernprognose 2019-2060: 19 miljoen inwoners in 2039.</em> CBS, Statistische Trends, december 2019.<br> - Lenny Stoeldraijer en Coen van Duijn (2018). <em>Kernprognose 2018–2060: immigratie blijft hoog.</em> CBS, Statistische Trends, december 2018.

Ondanks de alsmaar stijgende levensverwachting zal het aantal sterfgevallen in Brabant6 de komende tijd sterk oplopen als gevolg van de toenemende vergrijzing (figuur 2.1). De omvangrijke naoorlogse geboortegeneraties zullen in de eerste decennia van deze eeuw tot een sterke toename van het aantal overledenen leiden: van zo’n 23.000 in de afgelopen jaren tot zo’n 27.500 rond 2030 en ruim 32.000 in 2050. Daarna zal, als ook de vergrijzing over haar hoogtepunt heen is, het aantal sterfgevallen weer wat teruglopen. Door de sterke toename van het aantal personen in de hoogste leeftijdsgroepen zal de sterfte in de eerste helft van de jaren ’30 het aantal geboorten gaan overtreffen en slaat de natuurlijke aanwas om in een natuurlijke afname.
- 6. Zoals aangegeven bij de toelichting op het prognosemodel (zie hoofdstuk 1) zijn de in de provinciale prognose gebruikte sterfteparameters niet aangepast als gevolg van ‘corona’. Na perioden met hogere sterfte (oversterfte) volgen immers vaak weer perioden met lagere sterfte (ondersterfte), waardoor de effecten – over een wat langere periode bezien – ‘uitmiddelen’.