6.

Veranderingen in leeftijdssamenstelling

Rond 2040 bereikt de vergrijzing van de Brabantse bevolking haar hoogtepunt. Dan is bijna 27% 65 jaar of ouder, tegen 20% in 2020. De hoogste leeftijdsgroepen (75+) groeien het sterkst.
Landelijke gebieden vergrijzen meer dan stedelijke gebieden.

Veranderingen in omvang en samenstelling van de bevolking zijn voor beleidsmakers op elk maatschappelijk terrein van belang. Wat de leeftijdssamenstelling betreft, wacht de Brabantse bevolking de komende decennia grote veranderingen (figuur 6.1). Op tal van beleidsterreinen zullen de effecten hiervan merkbaar zijn. Te denken valt bijvoorbeeld aan onderwijs, gezondheidszorg, economie en arbeidsmarkt, maar zeker ook aan woningbouw en volkshuisvesting.

Figuur 6.1

Bevolking naar leeftijd

Noord-Brabant, 1980-2050

 

Brabant vergrijst, met de sterkste groei in de hoogste leeftijdsgroepen

De komende decennia groeit het aantal 65+-ers met ruim 220.000 mensen, van zo’n 520.000 in 2020 tot iets meer dan 740.000 in 2040 (figuur 6.1). Dat is een groei van 43%. In de loop van de jaren ’40, als de vergrijzing over haar hoogtepunt heen is, loopt het aantal 65+-ers weer iets terug. Tegelijkertijd neemt het aantal 20-64-jarigen juist in aantal wat af. Tussen 2020 en 2040 ziet deze leeftijdsgroep haar omvang met ca. 35.000 mensen teruglopen (-2%). Het aantal 0-19-jarigen blijft tot 2030 nagenoeg gelijk, waarna weer een lichte toename volgt, als de relatief grote geboortegeneratie van rond de millenniumwisseling de leeftijd bereikt waarop de meeste kinderen worden geboren.
De sterke veranderingen in de leeftijdsopbouw van de Brabantse bevolking laten zich duidelijk illustreren, wanneer de leeftijdsdiagrammen van 1980 t/m 2050 met elkaar worden vergeleken (figuur 6.2a t/m 6.2e).

Figuur 6.2a t/m 6.2e

De leeftijdsopbouw van de Brabantse bevolking

1980-2050

Figuur 6.2a
Figuur 6.2b
Figuur 6.2c
Figuur 6.2d
Figuur 6.2e


De voortgaande vergrijzing springt zonder meer het meest in het oog1. Op dit moment is iets meer dan 20% van de bevolking in onze provincie 65 jaar of ouder. De komende decennia, wanneer de naoorlogse geboortegolf gaandeweg deze leeftijd gaat bereiken, zal het percentage 65+-ers sterk oplopen. Hierbij speelt ook de oplopende levensverwachting een rol. Rond 2040 bereikt de vergrijzing haar hoogtepunt. Dan behoort naar verwachting bijna 27%% van de bevolking tot de 65+-ers. Tussen 2040 en 2050 loopt het percentage 65+-ers heel licht terug, tot 26% in 2050 (figuur 6.3).

De hoogste leeftijdsgroepen groeien het sterkst. Rond 2050 zullen er ruim 455.000 75+-ers zijn, tegen bijna 225.000 in 2020; meer dan een verdubbeling dus (+103%). In 2050 zal ongeveer tweederde (62%) van het totaal aantal 65+-ers ouder zijn dan 75 jaar. Hier tekent zich de ‘dubbele vergrijzing’ af: er komen gelet op de leeftijdsopbouw van vandaag de dag niet alleen meer ouderen bij, zij leven gemiddeld ook steeds langer. Het percentage 75+-ers loopt dan ook sterk op: van 8,8% in 2020 naar 16% in 2050.

Figuur 6.3

Percentage 65+ers

Noord-Brabant, 1980-2050

 

  • 1. Peter Ekamper en Nico van Nimegen (2018). Demografie in het kort: vergrijzing. In: Demos, jaargang 34, nr. 6, juni 2018, blz. 5-7.

Sterkere vergrijzing in landelijke gebieden

Vergrijzing speelt overal in Brabant. Wat wel opvalt is dat dit vergrijzingsproces zich de komende decennia in het landelijke gebied naar verhouding sterker zal voordoen dan in het stedelijke gebied. Hierbij ontwikkelen de landelijke gebieden zich van gebieden met een relatief wat jongere bevolking in de periode voor 2000, tot gebieden met een beduidend oudere bevolking in 2040 (figuur 6.4). In de landelijke gebieden loopt het percentage 65+-ers op van een kleine 10% in 1990 en 22% in 2020 tot liefst 31% in 2040. In de stedelijke concentratiegebieden liggen deze percentages op resp. ruim 11% in 1990, 19,5% in 2020 en 25% in 2050.

Figuur 6.4

Percentage 65+-ers

Stedelijke en landelijke gebieden, 1990-2050


 

De verklaring voor deze verschillen moet voor een belangrijk deel gezocht worden in de selectief samengestelde binnenlandse migratiestromen, zowel die uit het verleden (suburbanisatie) als die van vandaag de dag (re-urbanisatie). Hierdoor zijn vooral de ‘oudere middengroepen’ (50-64-jarigen) momenteel relatief sterker vertegenwoordigd in de landelijke gebieden. Ook de komende jaren zorgt deze groep hier nog voor een sterke vergrijzing. In de stedelijke concentratiegebieden, die deze leeftijdsgroepen per saldo juist zagen vertrekken, groeit het aantal ouderen de eerstkomende jaren juist iets minder sterk. Ook speelt een rol dat de stedelijke gebieden, mede door een relatief sterkere groei van de woningvoorraad vanaf het begin van de jaren ’90 (forse woningbouwinspanningen), in staat zijn gebleken deze middengroepen juist weer wat meer aan zich te binden. Tegelijkertijd vertonen de landelijke gebieden al geruime tijd negatieve binnenlandse migratiesaldi, al lijkt dit beeld recentelijk – 2018 en 2019 – wat te kantelen (zie ook hoofdstuk 3). Het (autonome) vertrekoverschot van jongvolwassenen is hier lange tijd niet gecompenseerd door vestigingsoverschotten in de andere leeftijdscategorieën. Ook dit draagt bij aan de relatief sterkere vergrijzing in het landelijk gebied. In de stedelijke gebieden, die deze jong-volwassenen (15-29 jarigen) per saldo juist opvangen, zorgt deze migratiestroom er juist voor dat de vergrijzing (iets) wordt getemperd.
 

Met de vergrijzing loopt de gemiddelde leeftijd van de Brabantse bevolking op

Gemiddelde leeftijd loopt op, met vrouwen in de meerderheid

Met de vergrijzing van de Brabantse bevolking loopt ook de gemiddelde leeftijd verder op, van iets onder de 42 in 2020 naar 45,4 in 2050. In 1980 lag die gemiddelde leeftijd nog op 32,7. Samenhangend met hun hogere sterfteleeftijd ligt de gemiddelde leeftijd van vrouwen iets hoger (steeds zo’n twee jaar) vergeleken met die van mannen. En door die hogere levensverwachting van vrouwen zal – met de toenemende vergijzing – het mannenoverschot omslaan in een vrouwenoverschot. In 2050 is ruim 51% van de Brabanders bevolking een vrouw. In 2020 zijn de mannen – met 50,1% – nog (licht) in de meerderheid.
 

Van een mannenoverschot naar een vrouwenoverschot